Profacts voerde in opdracht van Mooimakers in 2023 een onderzoek rond daderprofielen zwerfvuil en sluikstort uit. Het onderzoek moest een antwoord bieden op volgende vragen:
- Waarom wordt er zwerfvuil/sluikstort veroorzaakt?
- Wat zijn de motivatoren en demotivatoren voor het veroorzaken van zwerfvuil/sluikstort?
- In welke mate speelt bewust of onbewust gedrag (attitude versus gedrag)?
- Welke mythes en overtuigingen zijn aan de orde?
- Wat trekt de burger over de streep om zwerfvuil/sluikstort toch te voorkomen?
- Via welke infokanalen wordt informatie opgepikt?
- Wat zijn de bijhorende beleidsaanbevelingen?
In dit artikel gaan we dieper in op het daderprofiel sluikstort en sluikstort bij bedrijven kleiner dan 10 werknemers. Het artikel over het daderprofiel zwerfvuil vind je hier.
Het onderzoek naar het daderprofiel sluikstort
Enerzijds bestond het onderzoek uit een literatuuronderzoek en anderzijds werd er zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve bevraging georganiseerd.
Literatuuronderzoek
Uit de literatuur kwam volgende informatie: Webb e.a. (2006) geeft inzicht in de mogelijke motivatoren die mensen kunnen aanzetten tot sluikstorten. Voorbeelden hiervan zijn
- het gesloten zijn van het lokale inzamelpunt
- geen plek om de goederen tijdelijk te stockeren
- gebrek aan transport naar het lokale inzamelpunt
- gebrek aan kennis/informatie over het correct deponeren van het afval
- een lange wachtrij
Verder wijzen ze ook op het financiële aspect en op een kleine groep die niet tot inkeer lijkt te brengen zijn.
Analoog met de PNAL-schaal (Personal norm against littering: zie studie daderprofiel zwerfvuil), werd een ‘PNAF-schaal’ ontwikkeld, waar ‘PNAF’ staat voor ‘Personal Norm Against Fly-tipping’. De PNAF werd berekend door het gemiddelde te nemen over de 10 vragen.
- laag risico: PNAF>7
- gemiddeld risico: PNAF 5-7
- hoog risico: PNAF <5
Ter inspiratie voor het opstellen van de vragenlijst voor het verdere onderzoek werd er gebruik gemaakt van een grootschalig onderzoek van Keep Britain Tidy rond sluikstorten (fly-tipping).
Kwantitatief en kwalitatief onderzoek
Het kwantitatieve onderzoek bestond uit een bevraging via een panel. De steekproef voor het onderzoek naar het daderprofiel sluikstort (N = 1000) werd zodanig samengesteld dat deze representatief was voor Vlaanderen. Het kwalitatieve onderzoek bestond uit individuele interviews van mensen met een gemiddeld of hoog risicoprofiel of die toegaven bepaald gedrag al eens gesteld te hebben.
Resultaten en bevindingen
Segmentatie
Er werden 4 verschillende segmenten in de data onderscheiden
- Principiëlen (47%): ervaren een sterke persoonlijke verplichting om niet te sluikstorten. Enkel persoonlijke hinder doet deze persoonlijke verplichting lichtjes dalen.
- Gefrustreerden (21%): hebben een gemiddeld risico om te sluikstorten. Wanneer ze gehinderd worden, daalt hun persoonlijke verplichting.
- Ploeteraars (24%): hebben een gemiddeld risico tot sluikstorten.
- Regelmatige Sluikstorters (8%): zien we over het algemeen een gemiddeld tot hoog risico tot sluikstorten.
Elk segment heeft zijn eigen karakteristieken:
Principieel (47%) – gemiddeld 48 jaar
- hogere sociale klasse
- komen vaak makkelijk rond
- goed op de hoogte van afvalregels en worden bereikt door overheid
- laag risico op sluikstorten
- voorstander van penaliseren
Gefrustreerden (21%) – gemiddeld 46 jaar
- 1/3 kan moeilijk rondkomen
- goed op de hoogte van afvalregels en worden bereikt door overheid
- laag – gemiddeld risico op sluikstorten
- ‘er zijn teveel regels,’ het is te duur, …
- als ze gehinderd worden (container is vol, ze moeten betalen, …) gaan ze sneller over tot sluikstorten
- zijn ervan overtuigd dat de pakkans klein is
- 1/3 geeft aan dat bepaald sluikstortgedrag in hun buurt gebruikelijk is en als aanvaardbaar gedrag gezien wordt
Ploeteraars ( 24%) – gemiddeld 40 jaar
- komen net/moeilijk rond
- goed op de hoogte van afvalregels
worden iets minder bereikt door overheid
leren de regels vaak kennen via familie/vrienden of op school - gemiddeld risico op sluikstorten
- bepaalde locaties en/of de aanwezigheid van sluikstort kunnen hen aanzetten tot
- proberen hun best te doen, maar ervaren soms moeilijkheden waardoor ze sluikstorten als ‘enige oplossing’ ervaren
- zijn ervan overtuigd dat de pakkans groot is
Regelmatige Sluikstorters (8%) – gemiddeld 33 jaar
- relatief meer respondenten uit de lagere sociale klasse
- 40% geeft aan moeilijk rond te komen
- minder verbinding met buurt en gemeenschap
- hebben minder vaak een opbergruimte en minder vaak een auto
- minder op de hoogte van regels. Worden minder bereikt door overheid
- gemiddeld - hoog risico op sluikstorten
- geven aan bepaald gedrag al gedaan te hebben
vinden het aanvaardbaar en zien het niet als sluikstort - ze geven ook aan dat sluikstortgedrag in hun buurt gebruikelijk is en als aanvaardbaar gedrag gezien wordt
- zien het probleem niet
- zien schade en hinder niet
- overheid komt het toch opkuisen
- zijn ervan overtuigd dat de meerderheid van de mensen wel eens sluikstort
- zijn ervan overtuigd dat de pakkans klein is
- zijn minder vaak al eens naar een recyclagepark geweest en hebben al vaker gesluikstort
Bevindingen
- De Principiëlen zijn voorstander van repressie zoals boetes en taakstraffen. Bij de Gefrustreerden zien we daar ook draagvlak voor, weliswaar een beetje lager, maar bij de regelmatige en de Ploeteraars zien we dat veel minder.
- Een grote groep regelmatige sluikstorters is ervan overtuigd dat de meerderheid van de mensen het wel eens doet. Verder zijn ze zich ook niet bewust van de schade die het veroorzaakt of kan veroorzaken.
- De Gefrustreerden vinden het afvoeren van afval te duur, er zijn te veel regels en het wordt uiteindelijk toch opgekuist. Ze leggen ook verantwoordelijkheid bij de overheid.
- De regelmatige Sluikstorters zien eigenlijk geen probleem. Als er al staat, als het toch wordt opgekuist, etc. waarom zouden ze het dan niet doen? Verder zijn ze ervan overtuigd dat de pakkans klein is. Van dat laatste zijn alle groepen overtuigd, buiten de Ploeteraars.
Beleidsaanbevelingen
Uit het onderzoek kwamen een aantal algemene aanbevelingen:
- informeer over de mogelijkheden van afvalverwijdering via alle mogelijke (lokale) kanalen
- zet in op boetes en handhaving
- investeer in de buurt
- werk aan de toegankelijkheid van het recyclagepark
Het onderzoek naar het daderprofiel sluikstort bij bedrijven < 10 werknemers
Enerzijds bestond het onderzoek uit een literatuuronderzoek en anderzijds werd er zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve bevraging georganiseerd.
Literatuuronderzoek
Wetenschappelijke literatuur over sluikstort door bedrijven blijkt heel schaars te zijn. Webb e.a. (2006)
is de enige wetenschappelijk publicatie die het thema behandelde. Enkele motivatoren die professionelen bewegen tot sluikstort zijn:
- het vermijden van kosten
- het gevoel van onrechtvaardigheid bij de regels
- niet met hun werkschema compatibele openingsuren van het inzamelpunt
- gebrek aan informatie (bv. waar het inzamelpunt is)
- de tijd die het kost om naar het inzamelpunt te rijden, alles te laten wegen, in de juiste container te deponeren
- een wachtrij en het administratieve werk dat komt kijken bij het correct afvoeren van afval
- de onwetendheid bij hun klanten, omdat deze vaak kiezen voor de goedkoopste handelaar die vervolgens het afval niet correct afvoert. Dit kan gekoppeld worden aan het vermijden van kosten om de concurrentie te kunnen aangaan
Uit één rapport van Keep Britain Tidy bleek dat er een gebrek aan kennis was over wat sluikstort van bedrijfsafval exact was.
Analoog met de PNAL-schaal bij zwerfvuil werd er een ‘PNAF’-schaal ontwikkeld met casussen over bedrijfsafval om het risico op sluikstortgedrag in te schatten. De PNAF werd berekend door het gemiddelde te nemen over de 10 vragen.
- laag risico: PNAF>7
- gemiddeld risico: PNAF 5-7
- hoog risico: PNAF <5
Kwantitatief en kwalitatief onderzoek
De steekproef bestond uit bedrijfsleiders of leidinggevenden (n=203) van een bedrijf met minder dan 10 werknemers. Deze respondenten werden bevraagd via panels. Er werd geen weging toegepast op de resultaten. Eveneens in deze vragenlijst was er de vraag om deel te nemen aan individuele interviews over het onderwerp. Echter haakten de gerekruteerde respondenten af voor het interview.
Resultaten en bevindingen
Er werden 3 verschillende segmenten in de data onderscheiden op basis van hun risicoprofiel:
Laag risico (49%)
- kleine bedrijven in de dienstensector
- 65% is volledig op de hoogte van de afvalregels rond bedrijfsafval
Gemiddeld risico (29%)
- moeilijkheden hebben impact op hoe ze met hun bedrijfsafval omgaan
Hoog risico (22%)
- industrie, schoonmaak- en reinigingssector
- intrinsieke motivatie daalt als het over grote hoeveelheden gaat of als een concurrerend bedrijf niet correct afvoert
- er zijn te veel regels rond bedrijfsafval
- ervaren vaker problemen met hun bedrijfsafval en moeilijkheden hebben impact op hoe ze met hun bedrijfsafval omgaan
- ¼ kent anderen in de sector die sluikstorten
- zijn soms al eens betrapt op sluikstorten van privéafval of bedrijfsafval
Beleidsaanbevelingen
- informeer over de mogelijkheden van afvalverwijdering voor kleine bedrijven. Meer informatie hierover vind je op de website van de OVAM
- informeer over de kostprijs
- blijf inzetten op handhaving
Acties Mooimakers
Mooimakers gaat verder aan de slag met de resultaten van de onderzoeken en zal deze in haar werking opnemen. Dit zal als volgt zijn:
- haar partners informeren over de bevindingen van deze studie zodat zij hiermee aan de slag kunnen gaan
- blijven inzetten op de kennisdeling rond de handhaving op sluikstort