Beeldgericht reinigen
Kenniswijzer > Veeg- en vuilnisbakkenplan > Veegplan > Beeldgericht reinigen

Beeld- en resultaatgericht reinigen is een instrument om het reinigen te optimaliseren. Het principe is relatief eenvoudig: er moet gereinigd worden van zodra de ondergrens van een schoonheidsgraad per afgebakend gebied in gevaar komt of al is bereikt.

Beeld- en resultaat gericht reinigen is een methodiek waarbij we altijd een zekere netheid (= schoonheidsgraad) van een straat(deel) nastreven. Dit door aangepaste werkmethodes op te stellen waarbij een optimale verhouding tot stand komt tussen de te leveren inspanning en de beoogde schoonheidsgraad voor een bepaald gebied. M.a.w. hoe proper moet een bepaald straatgedeelte zijn? Dit heeft als gevolg dat we voor verschillende gebieden, verschillende schoonheidsgraden bepalen. Het is de overstap van een eerder statisch model van reinigen met vooraf vastgelegde routes en frequenties naar een dynamisch model, aangepast aan de te bereiken schoonheidsgraad.

 

1. Wat verstaan we onder beeld- en resultaatsgericht reinigen?

In een eerste fase vraagt het een zeer frequent monitoren en is het dus arbeidsintensief. Op termijn kom je dikwijls tot de conclusie dat je minder frequent moet reinigen en het dus kostenbesparend is.

Beeld- en resultaatgericht reinigen sluit ook helemaal niet uit, integendeel zelfs, dat je na een eerste periode terug op frequentiebasis kan reinigen zolang je maar het beoogde resultaat bereikt. Continue monitoring zal nodig blijven en is de sleutel tot succes.

Dit vergt op verschillende bestuurlijke en uitvoerende niveaus een andere manier van denken én werken. Volgend stappenplan kan gehanteerd worden:

Stappenplan

  • Bij de stappen 1 tot 3 zal de politiek haar verantwoordelijkheid moeten nemen, niet alleen naar het vastleggen van normen maar ook naar haar engagement om middelen ter beschikking te stellen om de uitvoering van het plan mogelijk te maken.
  • In stap 4 zullen voornamelijk de operationele diensten hun verantwoordelijkheid moeten opnemen om de beschikbare middelen efficiënt te gebruiken.
  • In stap 5 tenslotte is een goede wisselwerking en informatie-uitwisseling tussen uitvoerders, leidinggevende diensten en het politiek bestuursniveau noodzakelijk.

 

Het geheel vraagt een dynamische aanpak en een grotere flexibiliteit aan ingezette middelen t.o.v. een vast patroon van ledigingsfrequentie en eventueel op vaste tijdstippen vegen (manueel of machinaal). Beide systemen kan je ook combineren. Na het sluiten van de traditionele wekelijkse marktdag kan je standaard opnemen dat je moet opkuisen. Ook na bepaalde evenementen zoals kermissen, sportevenementen, kan je standaard inschrijven dat je onmiddellijk moet reinigen. In sterk landelijke gebieden kan het aangewezen zijn om enkel op frequentiebasis te werken, zolang echter de beoogde netheid niet in gevaar komt.

Op tijd opruimen

 

2. Normering schoonheidsgraden

Momenteel zijn verschillende normeringen in gebruik of in ontwikkelfase.

2.1. De netheidsbarometer

Vlaanderen Mooi hanteert 3 kwaliteitsniveaus:

  • Groen: goed, inspanning evalueren in functie van ingezette middelen
  • Geel: voldoende, maar meer opvolging voorzien
  • Rood: onvoldoende, vergt onmiddellijke actie

3 kwaliteitsniveaus

Tolerantiegrenzen:

OVAM heeft al tolerantiegrenzen ingevoerd die strenger zullen zijn voor type-omgevingen die beeldbepalend zijn (centrumstraten, openbaar domein, landelijke wegen) of voor type-omgevingen die de burgers belangrijk achten (woonwijken) en minder streng voor type-omgevingen die minder beeldbepalend zijn (hoofdstructuurwegen, wegen op industrieterreinen) of waar vervuiling wat meer wordt getolereerd (afvalverzamelpunt).

Je kan beslissen om deze tolerantiegrenzen aan te passen. Als er bijvoorbeeld veel klachten zijn over bepaalde locaties of er is een lokale prioriteit om bepaalde parameters sterk op te volgen, dan kan je de tolerantiegrenzen scherper stellen. Als de tolerantiegrenzen te weinig nuances tussen straten naar boven brengen, kan je deze wijzigen.

Je kan ook kiezen om de verschillende parameters andere tolerantiegrenzen te geven. Als je bijvoorbeeld een beleid voert dat sluikstorten zeer sterk wil aanpakken, dan kan je ook de parameter ‘sluikstorten’ voor de verschillende omgevingstypes verstrengen.

De scores lopen van 0 tot 100, waarbij 0 oneindig vuil is en 100 perfect proper. De score voor een beoordeling van de parameter of type-omgeving als ‘goed’ moet logischerwijze hoger liggen dan deze voor de beoordeling als ‘voldoende’

Een volledige beschrijving met parametrisatie vind je terug in de webtoepassing van de netheidsbarometer. Merk op dat dit instrument hier moeilijk bruikbaar is, omdat er geen verdeling naar het aantal stuks zwerfvuil wordt gemaakt (zie hiervoor de Nederlandse kwaliteitsniveaus, hieronder).

2.2. Nederland: kwaliteitsniveaus

In Nederland maken ze vaak gebruik van een systeem met 5 kwaliteitsniveaus.

schoonheidsgraad

punten rapportering

aantal eenheden zwerfvuil per meetvlak

beschrijving grof zwerfafval

niveau A+: zeer schoon

10

0

geen zwerfafval zichtbaar

niveau A: schoon

8

1-3

bij nader toezicht toch beetje zwerfafval

niveau B:matig schoon

6

4-10

zichtbaar her en der verspreid

Niveau C:vuil

4

11-25

over groot deel zwerfafval

Niveau D: zeer vuil

2

>25

nagenoeg overal in alle soorten en maten

 

5 kwaliteitsniveaus

De parametrisatie varieert van zeer schoon tot vuil en wordt uitgedrukt in aantal eenheden per 100 m² voor grof zwerfafval of per 1 m² voor fijn zwerfafval.

Voor een volledig gebied worden de gemiddelde rapportcijfers aangenomen:

gemiddeld rapportcijfer

schoonheidsgraad

10 en >of = 9

A+

<9 en > of = 7

A

<7 en > of =5

B

<5 en > of = 3

C

<3

D

 

2.3.Het Europees monitoringsysteem

Het Europees monitoringssysteem is momenteel in een pilootfase en onderscheidt 6 niveaus. Van zodra dit verder ontwikkeld is en klaar voor publicatie kan dit systeem eveneens gehanteerd worden.

 

3. Bepalen van deelgebieden

Om een goed beeld te hebben van de algemene netheid van een gemeente of van verschillende deelgebieden moet je eerst bepalen welke gebieden relevant zijn om te monitoren. Hier kan je opnieuw beroep doen op de verplichte en facultatieve deelgebieden uit de netheidsbarometer. Baken ook hier de stroken voldoende af zodat je de opeenvolgende metingen betrouwbaar kan uitvoeren. Ga moeilijke of problematische gebieden niet uit de weg. Juist hier zal je later kunnen aantonen dat een nieuwe aanpak wel degelijk zijn vruchten kan afwerpen.

 

4.Bepalen van de schoonheidsgraad per deelgebied

Het bepalen van de netheidsgraad (of m.a.w. het ambitieniveau) voor een bepaald deelgebied of individuele plaats is de verantwoordelijkheid van het bestuur van de gemeente. Alles altijd 100 % pico bello houden is niet realistisch.

Belangrijk daarbij zal ook de evolutie zijn van de netheid: van vuil naar schoner is geen probleem, maar van schoon naar vervuildere omgeving is moeilijk te slikken. Het komt erop aan een ambitieniveau te bepalen dat realistisch is. Dit kan voor elke omgeving anders zijn. Denk er ook aan dat de snelheid van vervuiling afhankelijk is van een groot aantal factoren: de tijd van het jaar, de aanwezigheid van afvalverzamelrecipiënten, de nabijheid van scholen, horecazaken, hangouts voor jongeren, woonwijken met sociale functies, enz…

Het verzamelen en opslaan van zoveel mogelijk fotomateriaal kan hierbij helpen om de gedachten te vestigen op wat haalbaar en aanvaardbaar is, ook voor het milieu (campagne hoelang blijft een blikje, bananenschil, sigarettenpeuk bestaan).

Consensus rond de minimale schoonheid(sgraad), de ondergrens t.o.v. de gewenste schoonheid(sgraad) en het streefdoel (waarbij wordt aangenomen dat het streefdoel niet steeds zal gehaald worden), is belangrijk.

Om enigszins de bomen door het bos nog te zien kan bijvoorbeeld gewerkt worden met 3 schoonheidsnormen (zoals in de netheidsbarometer). Deze normen staaf je het best met fotomateriaal van de eigen omgeving  en vertaal je dan in scores.

Er moet hier opgemerkt worden dat een hoge schoonheidsgraad niet noodzakelijk betekent dat je frequenter moet reinigen. Ook omgekeerd in een gebied met een lagere schoonheidsgraad kan het noodzakelijk zijn dat je frequenter moet reinigen.

Een voorbeeld ter verduidelijking.

De dorpskern met heel wat openbare gebouwen vraagt een hoge schoonheidsgraad. Door toedoen van de keuze van gepaste infrastructuur en communicatie is deze quasi altijd als zeer proper. Eenmaal reinigen per 14 dagen zou dan kunnen volstaan. Anderzijds is er een industrieterrein waarbij het bestuur heeft gesteld dat een lage(re) schoonheidsgraad voldoende is en men denkt dat eenmaal reinigen per maand voldoende is. In de praktijk merkt men door monitoring op dat er dagelijks heel wat zwerfvuil ligt en er ingegrepen moet worden om eventueel wekelijks te reinigen.

 

5. Aandachtspunten/struikelblokken

5.1. Veranderingsproces

De overstap van een vast frequentie-gebaseerd reinigen naar een resultaatgericht reinigen kan ook op heel wat weerstand stuiten van zowel beleidsverantwoordelijken als uitvoerders. Beeld- en resultaatgericht reinigen heeft gevolgen op de organisatie, de automatisering en de in te zetten middelen.

Beeld- en resultaatgericht reinigen vergt ook een grotere inzet van het personeel. Terzelfdertijd kan dit echter wel een motivatie-verhogende factor zijn door een grotere betrokkenheid en medezeggenschap in de aanpak.

Wanneer je nog onvoldoende vertrouwd bent met een dynamische aanpak kan je overwegen om met proefprojecten te starten.

Wordt een deel van het project uitgevoerd door onderaannemers, dan is een grotere mate van controle vereist gezien er dikwijls met wisselend personeel gewekt wordt. Dit geldt zowel voor de opkuis op zich als voor het doorgeven van resultaten.

Van primordiaal belang is dat binnen de gemeente één persoon aangeduid wordt die het project ter harte neemt en er ook de nodige middelen (financieel, inzage- en beslissingsrecht) voor krijgt. Deze persoon moet kennis combineren met ambitie, gedrevenheid, overtuigingskracht en motivatie om dit veranderingsproces te begeleiden. Dit is niet altijd evident in een overheidsstructuur.

5.2. Monitoring

Afhankelijk van de plaats kan dit variëren van dagelijks tot wekelijks voor een periode van bijvoorbeeld één maand. De resultaten van de monitoring moet je altijd toetsen aan de gewenste schoonheidsgraad. Monitoring vormt de basis voor meer of minder reinigen.

Bij een quasi continu resultaat dat duidelijk beter is dan de gewenste schoonheidsgraad kan besloten worden om de reinigingsfrequentie te verminderen. Nieuwe monitoring daarna zal moeten aantonen of dat een juiste beslissing was of niet.

5.3. Reiniging

Bij de effectieve uitvoering moet je een onderscheid maken tussen uitvoering door eigen diensten of door derden. Bij interne uitvoering wordt er minder de nood gevoeld om alles in detail te beschrijven wat vaak aanleiding geeft tot misverstanden, onvolledige uitvoering en hogere kosten. Bij uitvoering door een derde partij zal je een lastenboek moeten opstellen: dit is soms lastig maar geeft het grote voordeel dat bij de uitwerking je voldoende nadenkt over wat je verwacht, je voldoende controlemiddelen voorziet en er een betere kijk is op de totale kostprijs. Voor een interne uitvoering maak je best gebruik van dezelfde technische eisenbundel zoals het voor een externe uitvoerder zou van toepassing zijn. Uiteraard moeten een aantal administratieve en juridische bepalingen, eigen aan de wet op overheidsopdrachten niet strikt opgenomen te worden. Het voordeel van dergelijke methodiek is dat er achteraf minder discussies ontstaan en het ook als controledocument gebruikt worden.

Wie ook de “uitvoerder” is: communiceer duidelijk en maak afspraken die je schriftelijk vastlegt. Het is zeer nuttig als je hierbij met voldoende fotomateriaal kan aantonen wat verwacht wordt. Je moet ook duidelijk vastleggen op welke manier de “bevindingen” gerapporteerd worden. Dit betekent dat er een omzetting moet komen van een menselijke, dus subjectieve interpretatie naar een objectieve score.

 

6. Opvolging

Bij de opvolging is het belangrijk dat je de gegevens op een consequente manier inbrengt in een computersysteem. Om dit zo goed mogelijk te laten verlopen volgt de verantwoordelijke leidinggevende dit van nabij op wanneer hij/zij niet zelf de gegevens heeft ingebracht. Hij/zij is de belangrijke tussenpersoon en het communicatiekanaal bij uitstek tussen de uitvoerder(s), andere interne of externe betrokken diensten en de politieke verantwoordelijken. Een goede communicatie zal de betrokkenheid van alle actoren verhogen.

De resultaten van de uitvoering kunnen ofwel overeenkomen met de gewenste schoonheidsgraad, beter of slechter zijn dan het ambitieniveau. Het is aangewezen om over voldoende data te beschikken ( monitoring) om eventueel tot bijsturing over te gaan. Controleer bij sterk uiteenlopende resultaten voor eenzelfde gebied eerst en vooral of de juiste meetmethodiek consequent is toegepast. Ook sterk eenmalige uitschieters moet je onderzoeken alvorens bepaalde conclusies te trekken. Dan pas kan je overwegen welke acties noodzakelijk zijn of waar het nodig is om het ambitieniveau eventueel bij te stellen.