Monitoring zwerfvuil en sluikstort - beeldmeetlatten
Kenniswijzer > Zwerfvuil > Meten is weten > Monitoring zwerfvuil en sluikstort - beeldmeetlatten

Via deze handleiding geven we tips om aan de slag te gaan met het meten van zwerfvuil en sluikstort. We leggen concreet uit hoe je aan de slag kan met beeldmeetlatten.

Doelstelling van monitoren

Meten of monitoren is cruciaal in de strijd tegen deze vormen van overlast. Meten geeft een beter inzicht in de problematiek, in de resultaten van een aanpak, en geeft richting aan de maatregelen die moeten genomen worden om het probleem aan te pakken.

Een lokaal bestuur heeft op basis van ervaring vaak een goed inzicht in de locaties waar er zich problemen met zwerfvuil of sluikstort voordoen. De frequentie en de grootte van het probleem inschatten gebeurt op vandaag meestal op basis van een buikgevoel. Een aanpak is echter beter gebaseerd op correct cijfermateriaal.

De gemeten informatie is nuttig voor jou, als lokaal bestuur. Want zo kan er bijgeleerd en verbeterd worden. De cijfers zijn echter even nuttig voor Mooimakers. Tot op heden hebben we nog niet voldoende inzicht in welke maatregelen efficiënt zijn in de strijd tegen zwerfvuil en sluikstort. Data kunnen daar uitsluitsel over geven. Daarom willen we jullie ondersteunen om hiermee aan de slag te gaan.

Een degelijke monitoring vraagt uiteraard een investering, qua tijd en middelen. Indien monitoring grondig wordt aangepakt, kan het ook heel wat relevante informatie opleveren. Die informatie kan er voor zorgen dat een zwerfvuil- of sluikstortprobleem opgelost raakt, dat de aanpak opgeschaald kan worden, wat op termijn een serieuze kostenbesparing kan opleveren voor een lokaal bestuur.

Ondersteuning Mooimakers

Hier volgt nog een overzicht van de ondersteuning die Mooimakers biedt rond monitoring:

  • Binnen de opleiding Probleemlocaties en fracties van Mooimakers komt monitoring uitgebreid aan bod.
  • Het online platform 'Mijn Mooie Straat' werd uitgebreid met een monitoringsmodule voor de aanpak van probleemlocaties. De module helpt je om zwerfvuil-gevoelige locaties gestructureerd te monitoren. Ze loodst je op een gebruiksvriendelijke manier door de verschillende stappen van een succesvolle monitoring (zie ook volgende video)​: 
    • ​Voorbereiding (meetdesign, formuleren uitdaging) ​ 
    • Nulmeting(en) ​ 
    • Analyse en maatregelen ​ 
    • Effectmetingen ​ 
    • Rapportage ​ 
  • Het meldingensysteem en de vuilnisbakkenmodule in 'Mijn Mooie Straat' zijn ook vormen van monitoring. Ben je er nog niet mee aan de slag? Vraag vrijblijvend een demo aan.

Meten aan de hand van beeldmeetlatten: wat?

De methode om de openbare netheid in kaart te brengen via het gebruik van beeldmeetlatten is iets minder bekend in Vlaanderen. Ze werd ontwikkeld door het Nederlandse kennisplatform CROW. In Nederland worden ze vaak ingezet om ambitieniveaus vast te leggen voor wat betreft openbare netheid, en om de kwaliteit van het onderhoud van de netheid te monitoren. Er is ook een kwaliteitscatalogus beschikbaar waarin alle beeldmeetlatten, meetinstructies en definities opgenomen zijn. Die vind je hier.

Aan de hand van beeldkwaliteitsmetingen kan de openbare netheid in je gemeente of op een bepaalde doelplaats objectief gescoord worden. Dat gebeurt aan de hand van beeldmeetlatten.

Een beeldmeetlat (zie figuur 1) bestaat uit:

  1. Een foto
  2. Een beschrijving
  3. Concretisering van het onderhoudsniveau

Er kan een score toegekend worden van A+ tot D, waarbij A+ een zeer hoge score (heel proper), en D een zeer lage score (heel vuil) is. Een score komt overeen met een bepaald aantal stuks zwerfvuil of een hoeveelheid sluikstort. Score A kan bijvoorbeeld overeenkomen met maximaal 3 stuks zwerfvuil per m³.

Het grote voordeel van deze methode is dat ze slechts een beperkte inspanning vraagt.

In de praktijk gaat het meestal om een visuele inschatting van de aanwezige hoeveelheid zwerfvuil of sluikstort. Bij twijfel kan uiteraard ook een telling uitgevoerd worden.

Beeldmeetlat

Figuur 1: Beeldmeetlat fijn zwerfafval groen-gras en kruidachtigen (Bron: CROW)

Er zijn beeldmeetlatten beschikbaar voor ongeveer 180 ondergronden en locaties. De meest gebruikte zijn :

  • Verharding-zwerfafval grof
  • Verharding-zwerfafval fijn
  • Beplanting-zwerfafval grof
  • Gras-zwerfafval grof
  • Water-drijfvuil in water
  • Afvalbak vullingsgraad
  • Container-bijgeplaatst afval

Specifiek voor zwerfvuil en sluikstort zijn volgende categorieën van beeldmeetlatten beschikbaar:

  • Belemmering inlaat kolk
  • Beplakking en graffiti
  • Bevuiling
  • Drijfvuil in water
  • Bijplaatsing afval
  • Zwerfafval fijn
  • Zwerfafval grof
  • Uitwerpselen
  • Veegvuil
  • Grofvuil
  • Vullingsgraad afvalbak
  • Kauwgom
  • Natuurlijk afval
  • Maaisel

Voorbereiding: meten aan de hand van beeldmeetlatten

De allerbelangrijkste vraag die je moet beantwoorden, is wat je wil bereiken met het meten. Als je daar een antwoord op kan formuleren, kan je heel gericht een meetplan uitwerken.

Wil je graag de evolutie van een zwerfvuilprobleem in kaart brengen? Of wil je inzicht krijgen in de effectiviteit van een maatregel om zwerfvuil tegen te gaan op een doelplaats?

Volgende paragrafen bieden hierin wat begeleiding.

Waar meten?

Waar je gaat meten is afhankelijk van de beeldmeetlat die je gaat gebruiken. In de methodiek ontwikkeld door CROW, is op elke beeldmeetlat een bepaalde meetinstructie van toepassing. Je kan hier uiteraard ook zelf aan de slag gaan met een eigen aangepaste methodiek. We raden dan gewoon aan om steeds op dezelfde wijze te werk te gaan.

De instructies die wij hier verder geven, zijn ook diegene die CROW meegeeft. Je vindt alle info hierover terug via: crow.nl/thema-s/management-openbare-ruimte/beeldkwaliteit/kwaliteitscatalogus.

Je begint met het kiezen van een meetlocatie. Een meetlocatie is onder te verdelen in meetvakken (bijvoorbeeld oppervlaktes gras of beplanting), meetstroken (bijvoorbeeld lengtes hagen of hekken) en meetelementen (bijvoorbeeld boomspiegels of borden). Een meetvak moet minimaal één meter breed zijn.

Per beeldmeetlat is aangegeven welke afmeting van een meetvak of meetstrook wordt vereist. Zo wordt bijvoorbeeld grof zwerfafval gemeten per 100 m², terwijl fijn zwerfafval wordt gemeten per 1 m².

Om de vereiste afmeting te halen, kan het nodig zijn om meerdere vakken of stroken binnen de meetlocatie samen te nemen tot de gewenste afmeting is bereikt (zie voorbeeld 1 in figuur 2). Indien de vereiste afmeting niet kan worden gehaald, wordt alles binnen de meetlocatie gemeten. De prestatie-eisen blijven dan ongewijzigd (zie voorbeeld 2 in figuur 3).

Hierna volgt nog een voorbeeld om dit te verduidelijken:

meten grasoppervlak

Figuur 2: Voorbeeld

De volgende grasoppervlakten (A, B, C en D1) komen voor binnen een meetlocatie:

Voor het beoordelen van grof zwerfafval (meetvak = 100 m²) mag 100 m² uit vak C worden beoordeeld. Ook mogen vak B, D1 en een deel van A óf een deel van C worden beoordeeld. Er mag niet een deel van C én een deel van A worden beoordeeld (slechts één vak mag gedeeltelijk worden beoordeeld). Tenslotte wordt D1 gezien als een volwaardig meetvak, waarbij de grens wordt bepaald door de grens van de meetlocatie. D2 mag niet bij de beoordeling worden betrokken. Uit welke oppervlakten gras het meetvak wordt opgebouwd, bepaal je zelf.

Wat meten?

Nadat je beslist hebt wat je concreet gaat meten, kan je op zoek gaan naar een beeldmeetlat die daar bij aansluit.

Je kan de totale hoeveelheid zwerfvuil of sluikstort opvolgen, maar je kan er ook voor kiezen om slechts één specifieke fractie op te volgen. Zo bestaat er bij CROW bijvoorbeeld een beeldmeetlat om de hoeveelheid kauwgom te meten.

Beelmeetlat kauwgom

Figuur 3: Beeldmeetlat Verharding – Kauwgom (CROW)

Vind je de geschikte beeldmeetlat niet terug, dan kan je er voor kiezen om er zelf één samen te stellen.

Hoe meten?

De beeldkwaliteit van een beeldmeetlat wordt gemeten door binnen de meetlocatie, het meetvak, de meetstrook of het meetelement met de laagste kwaliteitsniveau te beoordelen. Die slechtst scorende plekken zijn ook diegene die vormgeven aan de beleving van de gebruiker van die omgeving.

Neem gerust een foto als bewijs. Een extra foto die ook de ruimere omgeving in beeld brengt, is handig meegenomen.

Bij beeldmeetlatten ga je de situatie meestal visueel beoordelen. Je kan uiteraard ook het exacte aantal stuks tellen. Daarvoor kan je aan de slag met een mechanische teller of met een app .

Aanpak telling aan de hand van beeldmeetlatten

Afhankelijk van wat het doel is, gaat het meetproces bestaan uit één of twee fases.

Indien je een zwerfvuil- of sluikstortprobleem in kaart wil brengen en de evolutie er van wil opvolgen, zonder dat je een ingreep gaat doen om het aan te pakken, dan ga je enkel een aantal metingen uitvoeren, tijdens vooraf bepaalde periodes of data.

Wil je ook een maatregel doorvoeren en daar het effect van in kaart brengen, dan ga je aan de slag met nul- én effectmetingen.

Wat is een nulmeting?

Een nulmeting voer je uit om de omvang en de aard van het probleem te begrijpen. Zo kan je met een nulmeting aan de hand van beeldmeetlatten bijvoorbeeld inzicht krijgen in hoeveel sluikstort er rond een vuilnisbak staat.

beeldmeetlat bijplaatsingen

Figuur 6: Beeldmeetlat: Bijplaatsing - container (CROW)

Je plant best een aantal nulmetingen in. Door er meerdere uit te voeren, krijg je een robuuster beeld. Eén nulmeting uitvoeren, is niet nuttig. Die ene meting kan namelijk beïnvloed worden door allerlei randfactoren (weersomstandigheden, festiviteiten, …). Door meerdere metingen in te plannen, ga je dat vermijden.

Hanteer de vuistregel dat het meerdere metingen verspreid over een langere periode een beter beeld geven dan een beperkt aantal metingen op een kortere periode.

De gegevens van de nulmetingen liggen aan de basis voor het nemen van acties nemen om het zwerfvuil of sluikstort aan te pakken.

Wat is een effectmeting?

Als je een maatregel implementeert om zwerfvuil of sluikstort aan te pakken op een locatie, dan volg je dat kwantitatief ook goed op. Het onderzoeken of een maatregel effect heeft, doe je aan de hand van een effectmeting.  

Net zoals bij de nulmeting, ga je best meerdere effectmetingen uitvoeren. Wij raden aan om er een aantal in te plannen op korte termijn en een aantal op langere termijn. De langere termijn is van cruciaal belang om na te gaan of het effect van de maatregel niet uitdooft na een bepaalde termijn. Dat is bijvoorbeeld relevant bij het plaatsen van een sensibiliserend bord.

Een speciale activiteit of evenement kan zorgen voor minder of net meer afval, en dus voor een vertekening van de resultaten. Voorbeeld: extreme wind, openbare werken of een festiviteit. Zo kunnen openbare werken plots zorgen voor een daling van de hoeveelheid zwerfvuil. Het is dan misschien niet de genomen maatregel, maar gewoon een verminderde passage van auto’s die voor de daling gezorgd heeft. Vermeld dergelijke omstandigheden steeds goed bij de registratie van de meting, om geen verkeerde conclusies te trekken. 

Een vergelijking tussen een nul- en een effectmeting is dus niet altijd voldoende betrouwbaar om een uitspraak te kunnen doen over het effect van de genomen maatregel. Om dit te vermijden, kan je extra nul- en effectmetingen uitvoeren op een controlelocatie. Dat is een locatie waar geen maatregel wordt genomen, maar die voor de rest wel vergelijkbaar is met de testlocatie. Zo kan je bijvoorbeeld de invloed van wegenwerken of het weer uitsluiten. Een aantal zaken waar je aan kan denken bij het uitkiezen van een geschikte controlelocatie: graad van vervuiling, anonimiteit van de omgeving, en de aanwezigheid van andere maatregelen. Een controlelocatie waar bijvoorbeeld geen maatregel genomen wordt, maar waar al een communicatiebord aanwezig is, of waar al extra geveegd wordt, is niet aan te raden.

Monitoring – stappenplan

Voor je aan de slag gaat met tellen, maak je een planning of meetplan op. Dat is ook zo als je aan de slag gaat met beeldmeetlatten. Volgend schema geeft een volledig overzicht van zo een monitorplanning, met een concrete timing erbij. We adviseren om je zoveel mogelijk aan de vooropgestelde planning te houden. Het meetplan dat we hier meegeven is een voorbeeld. Weet dat elke situatie, elke doelplaats, …, anders is, en een andere aanpak zal vragen. Het aantal metingen dat we meegeven, is volgens ons wel een minimaal aantal om in dit voorbeeld betrouwbare data in te zamelen. Om je nog beter voor te bereiden, kan je vóór je eerste echte meting, een testmeting organiseren.

Aandachtspunten bij metingen

Een aantal belangrijke aandachtspunten bij het uitvoeren van de metingen:

  • Zorg dat je steeds hetzelfde meet, dat je zoveel mogelijk op dezelfde tijdstippen meet. Zo zorg je er voor dat al je metingen maximaal vergelijkbaar zijn. Alhoewel de meetinstructies die bij een beeldmeetlat horen nogal rigide zijn, is het toch aan te raden de meting ook telkens door eenzelfde persoon te laten uitvoeren. Kies bijvoorbeeld ook voor een vaste meetdag tijdens de week. Als je die afwisselt met dagen tijdens het weekend, ga je mogelijk een vertekende meting krijgen. Zo is het in een winkelstraat veel drukker tijdens het weekend dan op een doordeweekse dag.
  • Maak duidelijke afspraken over het opruimen met de betrokkenen. Spreek duidelijk af wanneer er wel en niet mag gereinigd worden. Je wil namelijk een goed zicht krijgen op al het aanwezige zwerfvuil en sluikstort. Wanneer je bijvoorbeeld gaat tellen rond een glasbol, is het handig om te weten wanneer die geledigd wordt, en of die partij die ledigt ook het afval rond de glasbol opruimt. Stel dat dat ’s morgens gebeurt, dan krijg jij met een meting in de namiddag, een heel ander beeld op de netheid rond die glasbol. Spreek dus af dat zij tijdelijk niet opruimen.
    Andere partners waar je best afspraken mee maakt: opruimdienst gemeente, opruimdienst via externe partners (vb. via sociale economie, extra (machinale) veegrondes), en opruimvrijwilligers.
    Verwijder na elke telling het zwerfvuil om dubbeltellingen te vermijden. Anders ga je bij een volgende telling ook historische vervuiling mee in rekening nemen. Tussen de metingen door, laat je het zwerfvuil uiteraard wel liggen.
  • Indien je een telling uitvoert om de algemene netheid langs in kaart te brengen op verschillende momenten (vb. tijdens de verschillende seizoenen), dan hoef je niet noodzakelijk op te ruimen op voorhand of na de telling. Het afval dat je telt op die verschillende momenten is immers een momentopname van de situatie op dat moment op die specifieke plaats.  
  • Indien er afval is dat voorheen uit één stuk bestond, maar door omstandigheden in verschillende stukken op de grond ligt (vb. een stuk gereden plastic beker), dan tel je die als eenheid.
  • Indien je niet bij elke opruiming meet, is het belangrijk om een vast aantal dagen vooraf aan de meting op te ruimen. Dit geldt zowel voor de nulmeting als voor de effectmetingen. Zorg dat het telkens over dezelfde periode gaat, zodat je kan vergelijken (bv. als je een nulmeting doet 1 maand nadat je hebt opgeruimd en je effectmeting doe je 1 week nadat je hebt opgeruimd, dan kan je het effect niet goed meten aangezien de periode van vervuiling teveel verschilt).

Rapportage resultaten

Lokale besturen zullen de gegevens die voortkomen uit monitoring zelf verwerken, analyseren en presenteren. Voor wat betreft monitoring aan de hand van beeldmeetlatten kunnen we weinig ondersteuning bieden. Je kan wel terecht op de website van CROW voor meer informatie over de producten en diensten die ze aanbieden rond beeldmeetlatten: crow.nl/thema-s/management-openbare-ruimte/beeldkwaliteit/kwaliteitscatalogus. Werk je al met een specifiek softwarepakket, dan bieden zij bijvoorbeeld de mogelijkheid aan om de beeldmeetlatten daarin op te laden als xml-bestand.

Voorbeelden

Voorbeeld 1: Beeldmeetlat hondenpoep

We bespreken een voorbeeld waarin we aan de hand van beeldmeetlatten de aanwezigheid van hondenpoep in een omgeving gaan scoren.

Volgens de meetinstructie die CROW voorziet, ga je daarbij op volgende manier aan de slag:

Bepaal het aantal uitwerpselen door het aantal stuks te tellen binnen een meetvak van 100 m². Het meetvak is minimaal 1,00 m breed en maximaal 100 m lang. Ga elke keer opnieuw binnen dit meetvak tellen.

  • Tel uitwerpselen die binnen een afstand van 0,10 m van elkaar liggen als één stuk.
  • De uitwerpselen kunnen onder, tussen of op de beplanting liggen. Je hoeft dus niets te verplaatsen of onder bladeren of struiken te kijken.

Volgende foto geeft hier verduidelijking bij. Je ziet 5 stuks uitwerpselen liggen.Daar waar de afstand tussen de uitwerpselen minder is dan 0,10 m, reken dan de uitwerpselen als één stuk. Op de oppervlakte op de foto liggen dus vier stuks hondenpoep.

beeldmeetlat hondenpoep

Voorbeeld 2: beeldmeetlat bijgeplaatst afval

Via deze beeldmeetlat kan de hoeveelheid bijgeplaatst afval aan een container gescoord worden.

Je gaat daar bij op volgende manier te werk (cfr. Meetinstructies CROW):

  • Tel het aantal stuks grof zwerfafval of grofvuil binnen een straal van 5 m vanaf de buitenzijde van de container. Al het afval met een afmeting van meer dan 10 cm wordt daarbij in de meting meegenomen.
  • Indien het afval binnen een straal van 5 m ligt vanaf de buitenkant van meerdere containers, wordt het in de meting geteld bij de container waar het afval het dichtstbij ligt.
  • Een samengebonden hoeveelheid of een hoeveelheid in een doos of tas, wordt als één stuk geteld.
  • Alleen het grof zwerfafval dat vanaf ooghoogte zichtbaar is wordt bij de meting geteld. Je hoeft dus niets te verplaatsen.

beeldmeetlat bijplaatsingen

Figuur 7: Beeldmeetlat: Bijplaatsing container (bron: CROW)

Weinig of geen ervaring met monitoring

Heb je als lokaal bestuur weinig ervaring met het opzetten van monitoring, neem dan gerust contact op met ons via info@mooimakers.be. We helpen je graag verder.