De inzet van anonieme handhavers ondersteund met communicatie heeft positief effect op de hoeveelheid zwerfvuil
Kenniswijzer > Handhaving > Handhavingsbeleid > De inzet van anonieme handhavers ondersteund met communicatie heeft positief effect op de hoeveelheid zwerfvuil

Mooimakers deed in 2022 onderzoek naar het effect van anonieme zwerfvuilhandhavers op de hoeveelheid zwerfvuil. Ze onderzochten ook of communicatie over die handhavingsacties al dan niet een toegevoegde waarde heeft. Met andere woorden: doet dat de hoeveelheid zwerfvuil dalen?

De handhavers

Onder Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir startten er zwerfvuilhandhavers bij de OVAM. Lokale besturen kunnen ze gratis inzetten als GAS-vaststellers. Ze werken altijd in duo en kunnen ook ’s nachts en in het weekend aan de slag. Er deden al verschillende lokale besturen een beroep op de vaststellers.

Het onderzoek

Het onderzoek ging na wat de impact is van de anonieme zwerfvuilhandhavers op het aanwezige zwerfvuil. Dit al dan niet in combinatie met ondersteunende communicatie. De steden Herentals, Geel en Turnhout deden mee aan het onderzoek. Het zijn 3 vergelijkbare, Kempense steden met respectievelijk 28.500, 41.000 en 46.000 inwoners. Samen met de stedelijke reinigingsdiensten zochten ze naar locaties die haalbaar waren om te meten, een zwerfvuilproblematiek hadden en voldoende intens gebruikt werden.

De inzet van de zwerfvuilhandhavers

Het onderzoek en de effectieve handhaving liep parallel. De zwerfvuilhandhavers werden lokaal intens ingezet tijdens de weken waarop de effectmetingen plaatsvonden. Zo werd de impuls (de aanwezigheid van de handhavers) en het verhoopte resultaat (minder zwerfvuil) zo dicht mogelijk bij elkaar gebracht. Let wel: er was geen overleg of contact tussen de onderzoekers en de handhavers. Beiden functioneerden onafhankelijk van elkaar.

In totaal handhaafden de zwerfvuilhandhavers 78 uren (gemiddeld 5 uur per dag) tijdens de eerste effectmeeting. Dat is de optelsom van het aantal uren in de 3 steden. In de tweede effectmeting deden ze het met een gemiddelde van 4 uur per dag iets minder lang. Dit had géén invloed op het aantal interventies.

Aanpak van de metingen

Het onderzoek bevatte één nulmeting en 2 effectmetingen in alle 3 de steden.

  • De nulmeting (mei 2022)

De nulmeting legt de toestand vast vóór de inzet van de handhavers. Twee weken lang werd het zwerfvuil geïnventariseerd. In elke gemeente telde de onderzoekers 2 keer per week het aantal stuks op de grond.

  • De eerste effectmeting (juni 2022)

De eerste effectmeting vond onmiddellijk na de nulmeting plaats om zo het korte termijneffect te meten. Zo minimaliseerden de onderzoekers ook de kans op ‘vervuiling’ van de meting door onvoorziene factoren in de omgeving (bijv.: de installatie van een peukenrecipiënt door een horecazaak of een opening van een voedingsverkoopspunt dat meer zwerfvuil met zich meebrengt).

Het enige betekenisvolle verschil tussen de nulmeting en de eerste effectmeting was de aanwezigheid van de zwerfvuilhandhavers. Omdat er geen communicatie was tussen mei en juni 2022 konden omwonenden en passanten zich alleen maar bewust zijn van de zwerfvuilhandhavers als die hun aanspraken op hun afvalgedrag. Of wanneer burgers die in aanraking kwamen met de zwerfvuilhandhavers hun kennis deelden met medeburgers.

  • De tweede effectmeting (oktober 2022)

3 maanden later volgde de 2de effectmeting voor het middellange termijneffect. Op deze manier konden ze nagaan of de eventuele impact van de initiële effectmeting blijft voortduren, sterker wordt of net afneemt door gewenning.

Tussen de eerste en de tweede effectmeting voegden de onderzoekers ‘communicatie’ toe aan de maatregelen. Borden in het straatbeeld informeerden inwoners over een mogelijke boete wanneer ze zwerfvuil achterlaten. Deze borden stonden in de meetzones of in de omgeving ervan. Daarnaast informeerden de lokale besturen de omwonenden via online nieuwsberichten.

communicatiebord Turnhout

In totaal – van nulmeting tot en met de tweede effectmeting – waren er 36 tellingen. Per meting 12 tellingen evenredig verdeeld over de 3 lokale besturen. Elke reeks begon met wat men een ‘sweep’ noemt: een reiniging van al het zwerfvuil zodat het onderzoek letterlijk met een schone lei begint.

De drie meetreeksen waren perfect vergelijkbaar. Naast hetzelfde aantal volledig gelijkaardige tellingen op dezelfde dagen, hield het onderzoek rekening met dezelfde momenten en weersomstandigheden om atypische zaken uit te sluiten.

Tijdens de metingen, telde ze het aantal stuks zwerfvuil, niet het volume. Het zwerfvuil werd ingedeeld in 12 categorieën conform de meest recente netheidsbarometer van de OVAM.

In de tweede effectmeting was er een bijkomende registratie of het zwerfvuil klein dan wel groot is. De grens lag daarbij op 3cm. Peuken en kauwgom werden bijgevolg als ‘klein’ geregistreerd. Blikjes en hondenpoep als ‘groot zwerfvuil’.

Resultaten

Hoewel de locaties geselecteerd werden op het bestaan van een zwerfvuilproblematiek, varieert het aandeel stuks zwerfvuil sterk per locatie. De locatie met de grootste vervuiling kampt zo met 5 keer meer zwerfvuil dan de plek met het minste zwerfvuil.

De 4 telmomenten in de nulmeting inventariseerde in totaal 5.094 stuks zwerfvuil. Een gemiddelde van 364 nieuwe stuks zwerfvuil per dag. Per locatie (die gemiddeld 400m2 telde) staat dat gelijk aan bijna 1 zwerfvuilstuk (0,9) per dag per 10m2. Maar liefst 52% van al het zwerfvuil in de nulmeting waren peuken. Daarnaast werd voornamelijk papier en karton (14%), plastic (10%) en voedingsverpakkingen (9%) aangetroffen.

Wanneer de zwerfvuilhandhavers betrappingen registreren, noteren zij welk type afval mensen achterlaten. Dat wordt onderverdeeld in 7 categorieën. In meer dan 90% van de gevallen gaat het om rokers die hun peuk op de rond gooien.

Resultaten eerste effectmeting: een niet-significante daling van het volume zwerfvuil

De eerste effectmeting bracht het effect van de aanwezigheid van handhavers op de creatie van zwerfvuil in kaart. Er werd een bescheiden daling van 12% vastgelegd. Statistisch gezien is deze daling niet-significant. Het is met andere woorden niet uitgesproken genoeg om te kunnen besluiten dat de inzet van handhavers zorgt voor minder zwerfvuil. Specifiek bij de peuken werd er eenzelfde vaststelling gedaan, namelijk geen significante daling (6%) bij de eerste effectmeting

Resultaten tweede effectmeting: een opmerkelijke daling van het volume zwerfvuil.

Resultaten metingen

Tijdens de tweede effectmeting ondersteunde communicatie de inspanningen van de zwerfvuilhandhavers. Gezien de rest van de variabelen (frequentie aanwezigheid zwerfvuilhandhavers, aantal visuele controles en burgerlijke verslagen, gebrek aan ruimtelijke veranderingen, …) stabiel bleef, kunnen we concluderen dat de combinatie van de inzet van de zwerfvuilhandhavers en extra ondersteunende communicatie-inspanningen een groot effect hebben op de creatie van zwerfvuil. Er werd een daling van maar liefst 44% genoteerd. De aanwezige peuken daalden zelfs met maar liefst 47%.

Bord handhavers - geel

80% van het zwerfvuil was kleiner dan 3cm. Een overgrote meerderheid dus.

Conclusie

Gemiddeld daalde het aantal stuks zwerfvuil met 44 procent in de tweede effectmeting ten opzichte van de nulmeting. Die uitgesproken daling zet zich in elk van de tien locaties door. We kunnen dus met zekerheid zeggen dat zwerfvuilhandhavers een positief effect hebben op de zwerfvuilcreatie in het geval dat hun actie ondersteund is met communicatie. De communicatie heeft met andere woorden een grote toegevoegde waarde.

Onderzoeksdocument

Wil je dit onderzoek meer in detail lezen? Downloaden kan hier.

Downloaden (pdf)